Niet naar Toscane

Niet naar Toscane

Na de vakantie moet ik nog één week werken. Na vijf jaar heb ik besloten mijn baan bij Academie van de Stad op te zeggen en met Mischa naar Schotland te vertrekken. Hij gaat daar een half jaar studeren en ik ga mee. Een soort verlaat tussenhalfjaar. 

We zijn een beetje gestrest. We vragen elkaar waarom we eigenlijk niet een vakantie naar Toscane hebben geboekt, in plaats van zo’n actieve vakantie. Ik heb bovendien alleen heel vroeger gekampeerd. Ja, en laatst een weekendje om te proberen. Maar in het wild? En dan koken op één pitje? Naar de WC in de bosjes? Dat kan haast niet ontspannen zijn. 

Vol goede moed, want zo zijn we dan ook wel weer, bereiden we ons voor. We kopen eten voor een hele week, omdat we te eigenwijs zijn om het voedselpakket van de organisatie te kopen. Havermout in zakjes per dag, afgewogen couscous en pasta, blikken vis. Zo krijgen we er zin in. We voelen ons nu al avontuurlijk!

In de bus denk ik nog aan wat ik volgende week nog moet doen, welke werkzaamheden ik moet afronden, hoe ik afscheid ga nemen van mijn collega’s. Wat ik in Schotland eigenlijk ga doen. Na het malen val ik gelukkig in slaap en word ik wakker in Zweedse landschappen. ‘Mooi hier’, glunderen we naar elkaar, terwijl groene heuvels en bossen voorbij flitsen. Bij aankomst heet Preben ons welkom met een gekke act. We hebben in ons boekje – Camp North, route clockwise – al over hem gelezen. Het terrein is prachtig, evenals het weer. We koken onze eerste maaltijd op het strandje: veel te zoute nasi. We besluiten hoopvol dat het alleen maar beter kan worden.

De volgende ochtend vertrekken we om 10:00. Alles past vrij makkelijk in onze kano. Normaal als ik op vakantie ga gooi ik zoveel mogelijk kleren in mijn grootste koffer en ga ik erop zitten om hem dicht te doen. Nu niet, en ik voel me best trots. Ik ga voorin, Mischa achterin. Vanaf het kamp varen we naar rechts. Na de eerste bocht zijn we al verkocht. Kanoën deden we thuis in Utrecht al veel, maar hier is het nog beter. Zo rustig, zoveel bomen en zoveel meer. Het kibbelen over wie het hardst peddelt stopt al na een uur. Het gaat zelfs zo goed dat we rond lunchtijd aan het einde van de route van dag 1 zijn. We hoeven niet te overleggen om te weten dat we verder willen. We gaan door. Uren en uren. Het is 21:00 als we besluiten te stoppen. We hebben twee dagen in één gepropt en zijn dus elf uur onderweg geweest. Moe en voldaan koken we een maaltje, linzensoep met chorizo. We kunnen het wel. We maken een vuurtje en gaan voldaan naar bed.

Het waait vrij hard en het varen is zwaar de volgende dag. Maar we vinden alles prachtig. We doen vandaag de route van dag 3. We varen een stuk verkeerd en hebben het koud. Maar de oorverdovende stilte en de zon in de namiddag maken alles goed. We ontspannen bij aankomst in de hangmat en wassen ons in het meer. 

De volgende dag is slecht weer voorspeld. Maar ik moet en zou de extra route doen. Ik ben altijd al een beetje streberig geweest. Ik wil het meeste uit mezelf halen en als er een extra route wordt aangeboden ben ik bovendien veel te bang iets te missen. Het regent en we doen eerst nog stoer. Alsof het allemaal wel meevalt. Maar de route is lang. Heel erg lang, met veel landtransporten. Ik zak in het moeras als we onze kano weer in het meer leggen en even wil ik niet meer. Geen regen, geen modder. Ik wil een warme douche. Mischa sleept me erdoorheen. En tussen de regen door zien we een regenboog, varen we door riet en door kleine beekjes en zien we dat het de moeite waard is. Uitgeput komen we om 21:30 aan, waar mensen van counterclockwise ons opvangen. 

De volgende dagen hebben we nog af en toe regen, maar nu kunnen we echt alles aan. Zeker als steeds vaker de zon doorbreekt. We hebben de slag te pakken. En flink ook. We kanoën minstens acht uur per dag en nemen ook nog de extra route langs kamp Zuid. Het is een soort verslaving. Het ritme, de natuur en het feit dat je in een kano zit en nergens anders heen kunt, zorgt bij ons voor enorme ontspanning. Aan het eind van elke dag zijn we moe. Niet moe van gezeur, van een saaie werkdag. Niet mentaal moe. We zijn fysiek moe, uitgeput. En dat gevoel is heel erg goed.

Op de zevende ochtend varen we terug naar kamp Noord. Mensen van de nieuwe lichting staan al op het strandje, vol zin in hun avontuur. We leggen aan en worden een beetje emotioneel. Het zit erop. We hebben het gehaald en voelen ons fit. We zijn enorm dankbaar dat onze lichamen dit aankonden. En tijdens 160 kilometer varen heb ik niet één keer aan volgende week gedacht. Niet aan werk, niet aan de toekomst. Alleen aan het nu. Aan de bomen en de wolken, aan het water en het vuur. Eten, varen, slapen en opnieuw. In het prachtige Värmland.

‘In Toscane was dit nooit gelukt’, beslissen we voldaan.

Previous Post Next Post