Browsing Category

Verhalen

Niet naar Toscane

Niet naar Toscane

Na de vakantie moet ik nog één week werken. Na vijf jaar heb ik besloten mijn baan bij Academie van de Stad op te zeggen en met Mischa naar Schotland te vertrekken. Hij gaat daar een half jaar studeren en ik ga mee. Een soort verlaat tussenhalfjaar. 

We zijn een beetje gestrest. We vragen elkaar waarom we eigenlijk niet een vakantie naar Toscane hebben geboekt, in plaats van zo’n actieve vakantie. Ik heb bovendien alleen heel vroeger gekampeerd. Ja, en laatst een weekendje om te proberen. Maar in het wild? En dan koken op één pitje? Naar de WC in de bosjes? Dat kan haast niet ontspannen zijn. 

Lees verder

Opwekking

Opwekking

Het is vrijdag, eind van de middag. Kortom: borreltijd met collega’s. We zitten met zijn vieren op de stoep voor het huis van Judith, in de 2e Daalsebuurt. Judith zegt dat ze op de stoep veel dingen meemaakt. Ze zit er vaak, want daar staat het bankje en aan het eind van de dag schijnt de zon op dat bankje. Nu ook. Het is een warme lenteavond: we smeren zelfs zonnebrandcrème op. We drinken prosecco en bier. We eten broodjes en olijven. Meer hebben we vandaag niet nodig. Meerdere mensen lopen, fietsen en rijden langs. Ze kijken jaloers naar ons. Of ze worden vrolijk van het tafereel. Bijna iedereen zegt ‘eet smakelijk’.

Dan komt in de verte een vrouw aanlopen. Ze heeft een leren jurk aan tot op haar knieën en daaronder halflange laarzen. Ze komt op ons af. “Hallo!” begroeten we haar vrolijk. Van prosecco en bier en vrijdag en zon en weinig eten word je vanzelf vrolijk, als je dat niet al was. “Hallo, dat ziet er leuk uit”, zegt ze. We vragen of ze erbij wil komen zitten, maar ze antwoordt dat ze eigenlijk op zoek is naar de Christelijke worshipactiviteit. Dat zou in deze straat plaats moeten vinden. We doen net alsof we weten wat dat inhoudt en doen ons best om via Facebook en Google te vinden waar het zou kunnen zijn. Judith besluit de vrouw naar het buurtcentrum verderop te sturen. Daar zijn wel eens vaker bijzondere activiteiten. Ze bedankt ons en wenst ons nog veel plezier.

Lees verder

Zijn naam is Bimisi

Het is middag, net na lunchtijd. Bimisi trekt de voordeur open van zijn huis in de Transvaalbuurt in Amsterdam Oost. Sinds 1985 wandelt hij al. Hij heeft alle tijd. Bimisi vertikt het zijn sloffen uit te trekken, of hij vergeet het. Hij sloft door de straten van zijn buurtje en komt langs een klein kantoortje op een hoek. ‘Academie van de Stad’ staat er op de ruit. Er zitten warempel mensen op het bankje voor het kantoortje. Een jongeman en twee jonge vrouwen. Bimisi grijpt zijn kans. Zijn favoriete bezigheid is praten tegen vreemde mensen. Omdat die mensen nog niet gelijk een oordeel hebben. Of dat in elk geval niet direct uit durven te spreken, en dat is ook al voldoende. Hierin rest zijn trots.
Lees verder

Jaarevaluatie op een tapijt

Er staat een tafel in het midden van de kamer. Ik ben een beetje teleurgesteld. Bij Judith thuis hoor je op de grond te eten, op het Perzisch tapijt. Ze legt uit dat ze moest studeren en daarom de tafel van het balkon naar binnen heeft gehaald. Snel haalt ze de olijven, chips, quacemole en kommen soep van tafel en zet ze op de grond.

We klagen een beetje over dat Niels er niet bij kon zijn door miscommunicatie. Maar wij zijn er wel en het is 3 januari. We hebben elkaar al een tijdje niet gezien en praten over de kerstvakantie en oud & nieuw. Judith vertelt dat ze de volgende dag met vriendinnen heeft afgesproken om 2018 te evalueren. Ze vraagt me of ik dat ook wil doen. Ik knik. Het was sowieso al een goed voornemen van me om meer stil te staan bij bijzondere dingen. Of juist bij alledaagse dingen.
Lees verder

Gestopt met toekijken

Het is donker op het station van Apeldoorn. Het is sowieso niet een heel gezellig station. Ik sta in de kou te wachten, mama heeft me mooi op tijd afgezet. In zo’n geval is je telefoon je beste vriend, dat weet inmiddels bijna iedereen. Ik staar naar mijn nieuwste muziekontdekkingen op Spotify en kan niet kiezen welk nummer ik nou het allerliefst wil luisteren.

Ik zie hem uiteindelijk in mijn ooghoek. En hij is dichtbij, heel dichtbij zelfs. Ziet hij me nou wel of niet? Mijn hart begint sneller te kloppen. De man wankelt en valt bijna tegen me aan. Ik besluit een stukje verder het perron op te lopen en me bij andere wachtende mensen te voegen. De man houd ik nauwlettend in de gaten. Hij lijkt weer mijn kant uit te komen, wiegend met zijn ogen half gesloten. Volgt hij me? Of is het toeval? Hij houdt stil, loopt naar het randje van het perron en staart naar het spoor. Vervolgens wankelt hij weer en lijkt hij door zijn benen te zakken. Maar hij strekt ze weer en zet nog wat stapjes.
Lees verder