Vol goede moed begon het klimmen,
begroet door de felle zon
Ze konden alles aan daar
want ze waren met elkaar
Er waren hutjes om te schuilen
voor de ergste regenbuien
Er waren paadjes die afbogen
van de gebaande weg
Ze waren zo bevlogen
en vol energie gegaan
En dus konden ze etappe 1
met gemak en lust doorstaan
Maar terwijl de heuvel steiler werd
dachten ze terug aan de vallei
De ijle lucht nam soms hun adem
en ze misten kameraden
De eens zo duidelijke top
was ineens niet meer dichtbij
Door mistige wolken en regendruppels
vergisten ze zich soms
Dan kwamen ze niks en niemand tegen
en voelden zich verdwaald
Het uren lopen zonder doel
had dan niet zoveel uitgehaald
Er waren ook zonnige etappes
en de knappe uitzichten
deed ze soms zwichten voor de berg
Tijdens een lange wandeling
of overnachting in de hut
uitgeput van inspanning
haalden ze opgelucht adem
Soms praatten ze urenlang
En als het meisje zachtjes huilde
hield de jongen zich in bedwang
Toen het meisje en de jongen
uiteindelijk de top weer zagen,
zijn ze even stil gaan staan
Soms voelden ze zich verslagen
of wilden elkaar te graag behagen,
maar in het zachte ochtendlicht
begon ineens ook iets te dagen:
ze zagen de berg niet meer
als iets om op te knokken,
maar iets dat ze bedwongen
Ze zagen in de richels en het struikelen
gedenkwaardig grote groeisprongen
En de onbekende wegen
in de regen en de storm
En de warme diepe gesprekken
boeiden hen enorm
Ze keken naar de verte, ver omlaag
Ze staarden, ogen glimmend
Vochtig ontroerd, groen en blauw
En hoewel de afstand groot was,
was de vallei helemaal niet vaag
Hij schitterde en scheen
en lag er prachtig bij
Hand in hand stonden ze, onbevreesd
Eén blik en ze wisten meteen,
de berg was machtig
maar ze voelden zich krachtig
en de klim is goed geweest
Browsing Category
Gedichten
Met een wervelende slome wandelgang
stap je binnen door de zware deur
een stok ertussen
Vandaag geen sleur
geen honger, geen straatsoep
geen vingers aflikken, dat niet
De nageltroep zal altijd te dik zijn
maar je tong onderscheidt nog steeds de structuren
van fijn gekookt zacht ei en ruwe spek
Je checkt de centen in je zak
maar water uit de kraan is hier gelukkig gratis
en de heisa van vormpjes op koffie
is jou totaal ontgaan
Het geluid van je kaken
knaagt door mijn hoofd
terwijl stank mijn reukorgaan plaagt
Jouw stempel op mijn café
Mijn stempel op jou
Het zijn die munten en walmen
vunzige plastic zakjes
die jij zo weer meeneemt
Naar huis
Het tocht sinds je weg bent
De ruimte is leger dan ik hem ken
Je kwam en beloofde schone dingen
Het nut daarvan begint door te dringen
Eenmaal klaar sprak je over
niet geringe
gestegen
afzuigcapaciteit
Daarna namen we afscheid
Het tocht sinds je weg bent
Ik mocht de roosters niet dichtdraaien
maar deed het toch
Het tocht, omdat je het stof weghaalde
Op bepaalde momenten mis ik het
reepjes zonneschijn verlichten takken van gisteren
rode gezichten van warmte
vandaag weer kouder
we zijn ouder nu het hout op is
het vuur gedoofd
het hoofd koel
we bedoelen het nog steeds goed
warme harten
groene vingers
maar langzaam, zoals de nacht ons overkwam
ontnuchterend, donker
zijn wij gestopt
met het stil staren in de vlam
1.
De korsten brood
Grote stapels flessen
Vloeistof gelekt
Gedekte tafels
Rafelrandjes
Langzaam vertrekkend verkeer
We ruimen resten op
Gisteren is niet meer
2.
De takken van gisteren
vertikken opnieuw te branden
Vandaag geen vuur
Geen kamp
Geen dampende geuren
Kleuren van thuis
waar verwarming normaal is
centraal is